Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO0354

Datum uitspraak2003-12-17
Datum gepubliceerd2003-12-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200303243/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij brief van 13 december 2002 heeft appellant bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: de minister) bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek hem op te zenden naar Ambon. Bij uitspraak van 9 april 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Breda (hierna: de rechtbank) het beroep dat door appellant is ingesteld tegen het niet tijdig door de minister nemen van een beslissing op zijn bezwaar gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een beslissing vernietigd, het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit en gelast dat de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) aan appellant het door hem betaalde griffierecht van € 116,00 vergoedt. Deze uitspraak is aangehecht. Bij besluit van 10 april 2003 heeft de minister het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard.


Uitspraak

200303243/1. Datum uitspraak: 17 december 2003 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank te Breda van 9 april 2003 in het geding tussen: appellant en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. 1. Procesverloop Bij brief van 13 december 2002 heeft appellant bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: de minister) bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek hem op te zenden naar Ambon. Bij uitspraak van 9 april 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Breda (hierna: de rechtbank) het beroep dat door appellant is ingesteld tegen het niet tijdig door de minister nemen van een beslissing op zijn bezwaar gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een beslissing vernietigd, het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit en gelast dat de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) aan appellant het door hem betaalde griffierecht van € 116,00 vergoedt. Deze uitspraak is aangehecht. Bij besluit van 10 april 2003 heeft de minister het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard. Appellant heeft bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 mei 2003, hoger beroep ingesteld tegen voormelde uitspraak. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 17 juni 2003. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 17 juli 2003 heeft de minister van antwoord gediend. Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan de andere partij toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 november 2003, waar appellant, in persoon, en de minister, vertegenwoordigd door mr. R. Houtman en ing. E.M. Rader, beiden ambtenaar bij het ministerie, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Appellant heeft verzocht om opzending naar Ambon. De rechtbank heeft overwogen dat een beslissing op dit verzoek geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Zij heeft het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat slechts tegen een besluit, dan wel het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit, bezwaar kan worden gemaakt. 2.2. De rechtbank is op goede gronden tot een juist oordeel gekomen. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient, voorzover aangevallen, te worden bevestigd. 2.3. Het besluit van 10 april 2003, waarbij de minister het door appellant gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard, moet worden aangemerkt als een besluit, als bedoeld in artikel 6:20, vierde lid, van de Awb, zodat het hoger beroep moet worden geacht mede tegen dit besluit te zijn gericht. 2.3.1. Nu de rechtbank het bezwaar van appellant bij haar uitspraak van 9 april 2003 niet-ontvankelijk heeft verklaard, kon de minister na die uitspraak niet meer op dat bezwaar beslissen. 2.3.2. Het beroep is gegrond. Het besluit van 10 april 2003 zal worden vernietigd. 2.3.3. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. bevestigt de uitspraak van de rechtbank te Breda van 9 april 2003, voorzover aangevallen; II. verklaart het beroep tegen het besluit van 10 april 2003 gegrond; III. vernietigt het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 10 april 2003, AO/J 03/63032. Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. C. de Gooijer en mr. E.A. Alkema, Leden, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat. w.g. Loeb w.g. Sparreboom Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 17 december 2003 195-55.